das Angebot (e)

aanbod, aanbieding

der Aufenthalt (e)

verblijf

der Aufpreis (e)

toeslag, meerprijs (= extra te betalen)

der Aufzug (Aufzüge)

lift

die Ausstattung (en)

inrichting, uitrusting

das Doppelbett (en)

tweepersoonsbed

das Etagenbett (en)

stapelbed

das Gebäude (-)

gebouw

die Gebühr (en)

tarief, kosten

die Jugendherberge (n)

jeugdherberg

die Kaution (en)

borg (betaal je als je begint te huren)

die Klimaanlage (n)

airco

die Lage (n)

ligging

die Rückerstattung (en)

terugbetaling

das Schnäppchen (-)

koopje, buitenkansje

das Sonderangebot (e)

speciaal aanbod (= goedkope aanbieding)

die Steuer (n)

belasting

die Stornierung (en)

annulatie

die Übernachtung (en)

overnachting

die Unterkunft (Unterkünfte)

verblijfplaats, onderkomen

die Verpflegung (en)

de kost (= maaltijden)

der Vorschlag (Vorschläge)

voorstel

der Vorzug (Vorzüge)

voorkeur

die Abreise (n)

terugreis, vertrek

der Abstecher (-)

ommetje, uitstap (omweg om iets te gaan bezoeken)

die Anreise (en)

heenreis, aankomst

die Baustelle (n)

wegwerkzaamheden

der Pkw (s)

persoonswagen (gewone auto)

die S-Bahn (en)

snelbaan, stadsbaan (mengvorm van tram en metro die je vooral in Nederland en Duitsland aantreft)

der Stau (s)

file

die Straßenarbeiten (Plural)

wegenwerken

die U-Bahn (en)

metro

die Attraktion (en)

attractie

die Aussicht (en)

uitzicht

die Ausstellung (en)

tentoonstelling

der Eindruck ("e)

indruk

die Plattform (en)

platform

das Publikum

publiek

das Schauspielhaus (Schauspielhäuser)

theater

die Sehenswürdigkeit (en)

bezienswaardigheid

das Tor (e)

poort

begegnen (+ DATIV) [schwaches Verb]

(iemand = DATIV) ontmoeten

behaupten [ schwaches Verbe]

beweren

bevorzugen [schwaches Verb]

verkiezen

erleben [schwaches Verb]

beleven

sich entscheiden für + AKKUSATIV [starkes Verb : ich habe mich für X entschieden]

kiezen voor

sich (= DATIV) etwas anschauen [schwaches Verb]

iets bekijken

stornieren [schwaches Verb]

annuleren

überweisen [starkes Verb : ich habe überwiesen]

(geld) overschrijven

verfügen über + AKKUSATIV

beschikken over

vorschlagen [schwaches Verb ; trennbares Verb : ich schlage vor]

voorstellen

vorziehen [starkes Verb : ich habe vorgezogen : trennbares Verb : ich ziehe vor]

verkiezen

abreißen [starkes Verb : ich habe abgerissen ; trennbares Verb : ich reiße ab]

slopen, afbreken

beherbergen [schwaches Verb]

huisvesten, plaats bieden aan

beschädigen [schwaches Verb]

beschadigen

entwerfen [starkes Verb : ich habe entworfen]

ontwerpen

erbauen [schwaches Verb]

bouwen, oprichten

erhalten [starkes Verb : ich habe erhalten]

behouden

gehören zu + DATIV [schwaches Verb]

behoren tot

gelangen zu + DATIV [schwaches Verb]

geraken, komen

zerstören [schwachesVerb]

vernielen

ähnlich

gelijkaardig

aufregend

opwindend

entfernt von + DATIV

verwijderd van

(im Preis) inbegriffen

(in de prijs) inbegrepen

kostenlos

gratis

lebhaft

levendig (druk)

zahlreich

talrijk

irgendwie

op de een of andere manier

irgendwo

ergens (plaats)

je

ooit

niemals (= nie)

nooit

nirgends

nergens

recht

behoorlijk, heel

ziemlich

tamelijk