Spitze 2 Kap 2 Flashcards


Set Details Share
created 2 years ago by rubendebaerdemaeker
60 views
Basiswortschatz Kapitel 2
show moreless
Page to share:
Embed this setcancel
COPY
code changes based on your size selection
Size:
X
Show:

1

die Farbe

de kleur

2

die Größe

de maat

3

die Kleidung

de kleding

4

die Marke

het merk

5

die Mode

de mode

6

das Modell

het model

7

das Outfit

de outfit

8

die Bluse

de bloes

9

das Cocktailkleid

de cocktailjurk

10

das Kleid

het kleed

11

der Minirock

de minirok

12

der Rock

de rok

13

die Strumpfhose

de panty

14

das Top

het topje

15

das Trägertop

het topje

16

der Anzug

het kostuum, het pak

17

das Hemd

het hemd

18

die Krawatte

de das

19

der Sakko

het colbertjasje

20

die Hose

de broek

21

die Jeans

de jeans

22

die Jeanshose

de jeansbroek

23

der Kapuzenpulli

de hoody

24

der Mantel

de jas

25

der Pulli

de pull, de trui

26

der Pullover

de pullover

27

die Regenjacke

de regenjas

28

der Rollkragenpullover

de coltrui

29

der Schuh

de schoen

30

die Strickjacke

het gebreid vestje

31

der Trainingsanzug

het trainingspak

32

das T-Shirt

het T-Shirt

33

der Handschuh

de handschoen

34

die Mütze

de muts

35

der Schal

de sjaal

36

der Stiefel

de laars

37

der Strumpf

de kous

38

der Badeanzug

het badpak

39

der Bikini

de bikini

40

die Sandale

de sandaal

41

die Socke

de sok

42

das Accessoire

het accessoire

43

der Gürtel

de riem

44

die Handtasche

de handtas

45

der Hut

de hoed

46

die Sonnenbrille

de zonnebril

47

das Armband

de armband

48

die Halskette

de halsketting

49

der Ohrring

de oorring

50

das Angebot

het aanbod

51

die Auswahl

de keuze, het assortiment

52

der Gesamtpreis

de totale prijs

53

die Riesenauswahl

het reuzenaanbod

54

das Auge

het oog

55

die Erfahrung

de ervaring

56

der Geburtstag

de verjaardag

57

das Geschenk

het geschenk

58

das Haar

het haar

59

der Link

de link

60

die Website

de website

61

die Zeit

de tijd

62

anfangen

beginnen

63

ansehen

bekijken

64

aussehen

uitzien

65

ausverkaufen

uitverkopen

66

bekommen

krijgen, ontvangen

67

bestehen

bestaan

68

bestellen

bestellen

69

einladen

uitnodigen

70

empfehlen

aanbevelen

71

finden

vinden

72

gefallen

bevallen

73

halten

vinden, denken

74

helfen

helpen

75

kaufen

kopen

76

meinen

bedoelen

77

mitbringen

meebrengen

78

passen

passen

79

recht haben

gelijk hebben

80

schenken

schenken

81

shoppen

shoppen

82

stehen

staan

83

blau

blauw

84

braun

bruin

85

gelb

geel

86

grau

grijs

87

grün

groen

88

orange

oranje

89

rosa

roze

90

rot

rood

91

schwarz

zwart

92

weiß

wit

93

violett

violet, paars

94

altmodisch

ouderwets

95

bequem

comfortabel

96

billig

goedkoop

97

cool

cool

98

einfach

gemakkelijk

99

elegant

elegant

100

eng

eng, smal

101

hässlich

lelijk

102

kalt

koud

103

kurz

kort

104

lang

lang

105

langweilig

saai

106

leicht

gemakkelijk

107

modern

modern

108

praktisch

praktisch

109

preiswert

niet duur, zijn geld waard

110

schlecht

slecht

111

schwierig

moeilijk

112

sportlich

sportief

113

teuer

duur

114

unbequem

ongemakkelijk

115

unpraktisch

onpraktisch

116

weit

wijd

117

bestimmt

vast en zeker

118

gar nicht

helemaal niet

119

leider

helaas, jammer genoeg

120

sogar

zelfs

121

tatsächlich

inderdaad

122

überhaupt nicht

helemaal niet

123

die Baumwolle

het katoen

124

die Klamotten

de kledij

125

der Kleidungsstil

de kledingsstijl

126

das Kleidungsstück

het kledingsstuk

127

die Länge

de lengte

128

das Material

het materiaal

129

die Qualität

de kwaliteit

130

der Stoff

de stof

131

der Schmuck

de sieraden, juwelen

132

das Einkaufsgespräch

het inkoopgesprek

133

das Einkaufszentrum

het winkelcentrum

134

der Kassenzettel

de kassabon

135

die Kreditkarte

de creditcard

136

der Preis

de prijs

137

das Schaufenster

de etalage

138

das Sonderangebot

de speciale aanbieding

139

die Tüte

de zak

140

die Umkleidekabine

het kleedhokje

141

die Freude

de vreugde

142

die Hilfe

de hulp

143

das Magazin

het magazine

144

das Taschengeld

het zakgeld

145

die Überraschung

de verrassing

146

die Umfrage

de enquête

147

der Versand

de verzending

148

die Zeitschrift

het tijdschrift

149

anprobieren

passen

150

beraten

adviseren

151

mögen

graag hebben

152

umtauschen

omruilen

153

schicken

sturen, zenden

154

sparen

sparen

155

suchen

zoeken

156

verkaufen

verkopen

157

(bar) zahlen

(contant) betalen

158

zeigen

tonen

159

egal

om het even

160

hervorragend

uitstekend

161

nett

vriendelijk, lief

162

umweltfreundlich

milieuvriendelijk

163

gleich

meteen, onmiddellijk

164

selbstverständlich

uiteraard

165

von vorn(e)

van voorafaan